Toedeliedokie

Deze tekst schreef ik op 31 december 2008.

Geloof het of niet maar vanochtend schoot me door het hoofd dat ik toedeliedokie wel had willen bedenken. Nu zijn die jongens van Jiskefet daar helaas – al weer een aantal jaren geleden – mee vandoor gegaan. Ik gun het ze van harte, maar toch. Ik was bezig met het afbranden van oude verflagen van een oude deur. Zo op het eerste gehoor en blik erg zinloos werk. Maar, daarom dan weer wel de ideale context voor zo’n gedachte als die over het bedenken van toedeliedokie. Schrijf je dat trouwens ook zo of moet die eerste ie wellicht i zijn? Ik bedoel i als in politie, Ritalin, iconoclasme, irrigatie en in idolatrie, bijvoorbeeld?

Google leert dat beide spellingen voorkomen. Zoek je het woord in combinatie met zoekterm Jiskefet dan verschijnt de variant met ie. En dan is volgens Google toedeliedokie preferent want type je toedelidokie als zoekterm in dan is de eerste vraag Bedoelde u toedeliedokie? Volgende stap. Toedelidokie in combinatie met Jiskefet. Google vraagt dan Bedoelde u toedeledokie Jiskefet? Wat in de teksten van Jiskefet te boek staat als toedeledoeki blijkt in de koppen van talloze Nederlanders – en ook die van mij dus – als niet met een e maar met de klank ie te leven. Gewoon altijd verkeerd verstaan of altijd onduidelijk uitgesproken door Koch. Het was toch Koch?

Hoe dan ook. Blijkt dus het hele bovenstaande stukje opeens eigenlijk helemaal nergens voor nodig. Je denkt dat een woord bestaat en dat je het niet meer hoeft te bedenken, blijkt het in officieel Jiskefets niet te bestaan. Maar weer wel in de hoofden van vele anderen. Het gaat allemaal nergens over maar toch wilde ik het je niet onthouden. Je kunt het allemaal maar weten. En mij troost het te weten dat ik niet de enige ben die slecht hoort. Of slecht luistert. Denk trouwens niet dat okiedokie analoog aan toedeledokie eigenlijk okedokie moet zijn. Dat is wel degelijk okiedokie en je schrijft het okidoki. Al ken ik mensen die eau qui d’eau qui schrijven.

Verder moet je nog weten dat ik het gebruik van woorden als toedeledokie in de taal van alledag haat. Denk aan goejemoggel, goejesmorgens en dergelijke. Ik zou ze graag bedacht willen hebben, dat wel. Maar daarna houdt het helemaal op.

Kerken

Onderstaande tekst schreef ik op 17 december 2008. Dat is best lang geleden. Toch is ze ook nog altijd actueel. Wel is het sluiten van kerken meer een pure vastgoedkwestie geworden waarin de overheid soms ook een rol heeft. Er zijn inmiddels maatschappelijk gedragen transformaties naar onder andere woningen, kantoren, hotels en culturele centra in gang gezet. Ook met succes.

Steeds meer protestantse en katholieke kerkgebouwen staan leeg. Te weinig gelovigen om ze te vullen. Te weinig voorgangers om de weinige gelovigen van geestelijk voedsel te voorzien. Te veel kerken voor te weinig vroomheid, nederigheid, inschikkelijkheid en onderdanigheid. De mondige mens van 2008 runt het liefst een eigen kerk in het eigen hoofd of de eigen ziel. Laat zich weinig gelegen liggen aan Gods woord zoals daartoe opgeleide voorgangers in het geloof dat met de bijbel in de hand prediken. Of ze laten zich het niet opleggen. Want veel kerkgenootschappen claimen het recht op gelijk inzake de interpretatie van het heilige boek. Dit met volstrekt voorbijgaan aan uiteenlopende spirituele behoeften die van tijd tot tijd uit het diepst van menig mens opborrelen. Vooral in barre tijden.

De katholieke kerk lijkt de laatste dertig jaar zelfs bewust iedereen die wel geloofde dat er meer is tussen hemel en aarde, maar daar graag in onderling overleg vorm aan wenste te geven de kerk te hebben uitgejaagd. En nou wil ook die kerk dat de overheid bijdraagt aan het in stand houden van haar gebouwen. Vanmorgen las ik in de krant dat er de komende weken aan de gebouwen die nog in gebruik zijn spandoeken met daarop <i>Welkom thuis</i> komen te hangen. Om weer meer gelovigen binnen de muren te krijgen. Alsof er in de tussentijd werkelijk iets veranderd is. Alsof de doorsnee afvallige gelovige en potentiële gelovige van lotje is getikt.

Ik weet niet of jij een beetje volgt wat Nederlandse bisschoppen de laatste jaren zoal aan geloofsopvattingen en het praktiseren ervan hebben geventileerd, wat mij betreft rook het naar niet meer van deze tijd en muf. En voor die gebouwen zorgen de kerken zelf maar. Scheiding van kerk en staat is een groot goed. En mag het ook afgelopen zijn met bijzonder onderwijs? Ik heb niet het idee dat met name de katholieke signatuur ook maar iets toevoegt aan het onderwijs dat onder die vlag wordt gegeven. Ik bedoel qua waarden en normen die bepalen of onze samenleving zich gezond mag noemen.

Over mensen wegjagen gesproken. Er zijn hier in het zuiden priesters die mensen die niet gedoopt zijn staande de mis verzoeken niet ter communie te gaan als ze niet gedoopt zijn. Voor het genot van het sacrament van de heilige communie dien je namelijk eerst door de toediening van het heilig sacrament van het doopsel en het doen van <i>de eerste communie</i> officieel geëquipeerd te zijn. Dat klinkt nog redelijk al is het weinig gastvrij mensen die er toch zijn een hapje te laten mee-eten. Ook al is dat dan van het lichaam van Christus. Het kan het begin zijn van een mooie relatie, denk ik dan. Het is al minder dat diezelfde priesters eisen dat ze hun goedkeuring geven aan tekst en ontwerp van herinneringsprentjes.

En die willen dan dat we met ons allen hun kerken tegen de mot gaan beschermen. Ik denk dat als je zo nodig zo exclusief wilt doen, dan moet je dat ook maar gewoon zelf betalen. Neemt niet weg dat het me aan het hart gaat dat zo veel prachtige gebouwen op zo veel prachtige plaatsen maar wat staan te verloederen. De wetenschap dat die gebouwen ook vol hadden kunnen zitten als de dienaren Gods wat soepeler en feestelijker waren omgegaan met hun bestaande clientèle maakt dat gevoel alleen maar pijnlijker.

Schrijven

Deze tekst is geschreven op 17 mei 2011.

Ik lees vanochtend in mijn krant dat er twee redenen zijn om te schrijven. 1. om er geld mee te verdienen en 2. omdat je het leuk vindt. Althans volgens Annie M.G. Schmidt. En je moet vooral niet schrijven om de erkenning. Erkenning en met name veel daarvan is namelijk alleen maar lastig, vindt ze. Nou is erkenning volgens mij voor de meeste auteurs nog het minste probleem omdat je daarvoor ook nog goed moet kunnen schrijven. Of althans moet kunnen schrijven wat veel mensen graag willen lezen.

Zoals Kluun. Die overigens van het Letterenfonds te horen kreeg dat zijn werk niet literair genoeg is voor een plek in de delegatie van Nederlandse schrijvers naar de boekenbeurs in Beijing, eind augustus. Ik weet niet of dat terecht is want ik heb niets van Kluun gelezen. En ik denk ook niet dat dat er nog ooit van komt. Trouwens, zelf heb ik geld verdiend met schrijven en ik vond het schrijven leuk. En tot op zekere hoogte kreeg ik daarvoor nog wel erkenning ook want de mensen bleven maar opbellen en mailen met de vraag of ik iets voor hen wilde schrijven. Liefst to the point, spits en foutloos. En soms doe ik dat nog wel eens. Omdat ik het leuk vind.

Rijk ben ik van dat schrijven in opdracht niet geworden en die erkenning van bellers en mailers heeft me niet in de schoolboeken doen belanden. Laat staan dat het Letterenfonds hier vanmiddag op de stoep staat om te vragen of ik meega naar Beijing, eind augustus. Niet dat ik dan zou kunnen, hoor, want dan heb ik een feestje hier thuis gepland en een deel van de uitnodigingen is de deur al uit. Tot schrijven om in de schoolboeken te komen kan ik me niet zetten. Soms vind ik dat jammer maar doorgaans kan ik daar heel goed mee leven.

Wat ik niet kan, is blijven zitten tot het er staat. Althans niet als het om een roman of theaterstuk gaat. Naar beide gaat mijn hart uit en van korte verhalen houd ik niet. Minstens zo erg staat me in de weg – ik ben een watje, denk ik – dat ik personages maar heel moeilijk allerlei vervelends kan laten overkomen. Wrede ziektes, een uiterst ongelukkige liefde of een ongeluk met een luchtballon. Ook erg: dat ik een creatuur het leven geef, louter en alleen om in mijn verhaal anderen allerlei narigheid te bezorgen. En mogelijk nog erger: iemand heel erg gelukkig laten worden, met de liefde van zijn of haar leven en daar dan een kindje van.

Zo nu en dan een stukkie als dit, daar moeten jullie en ik het mee doen.

Vallei 14

Eerdere afleveringen op 24 mei, 2 juni, 8 juni, 15 juni, 22 juni, 29 juni, 6 juli, 13 juli, 20 juli, 27 juli, 3 augustus, 10 augustus en 17 augustus.

De duivel, dacht Herman, de duivel speelt met me. En ik laat het gewoon gebeuren. Met het toenemende geluid van de naderende motor drong meer en meer tot hem door dat het gepieker over die zwarte motorrijder op de vlakte begonnen was. Wat deed die man achter zijn busje? En dan ook nog sinds hij Tiets aan boord had. Hij had zich in eerste instantie afgevraagd of de man iets met Tiets van doen had. Een beetje vaag nog. Daarna pas, in de vallei was hij er min of meer van overtuigd geraakt dat dat zo was. Het was alsof naarmate de vallei nauwer was geworden in zijn gedachten Tiets meer en meer te maken had gekregen met de motorrijder achter hen. Met als gevolg dat Tiets uit zijn busje gestapt was. Hij had inmiddels een gloeiende pesthekel aan motoren. En dan vooral aan deze ene. Hij nam nog een slok van zijn bier. Die smaakte minder dan de eerste van daarnet. Hij keek om zich heen. Het aanzwellende geluid van de motor leek alleen tot hem door te dringen. De jeu-de-boulesspelers gingen onverstoorbaar door met het rollen en gooien van hun ballen en bogen zich over de vraag wie er het dichtst bij de but lag en met hoeveel ballen en wie dus niet of helemaal niet. Wie gewonnen had en wie verloren. Aan de rand van de boulodrome lag een hond wat te soezen. Het was hier weliswaar niet druk maar van zo nu en dan een motor keek niemand op. Er streek een zachte wind over het plein. Terwijl Herman zijn ogen richtte op de plek waar de weg die uit het dal omhoog klom tussen de huizen op het plein uitkwam, gingen op het terras de gesprekken gewoon verder. Een paar tafeltjes verderop begon een man een baby de fles te geven. De moeder keek verliefd en tevreden toe. Toen de motor dan eindelijk het plein opreed, brak het geluid met veel lawaai de tot dan vredige ruimte binnen. En was binnen enkele seconden ook weer aan de andere kant van het plein tussen de huizen verdwenen. Het zware geluid van de motor nam weer snel af. De hond, zag Herman, ging weer liggen en de man ving de speen van de fles bewegend over het mondje weer de aandacht van de baby. De draad van de gesprekken werd weer opgepakt. Ondertussen vroeg Herman zich af wat hij gezien had. Het was in elk geval de motorrijder in het zwart die met veel lawaai over het plein was gereden. En op de buddyseat zat Tiets. Hij voelde het gewoon. Nee, hij wist zeker dat zij het was. Ze had weliswaar een rood motorpak aan en een zwarte helm op maar daar kwam als een vlag haar blonde paardenstaart uit. Hoe kon ze aan dat pak en die helm zijn gekomen als ze niks met de man in het zwart te maken had? (Wordt vervolgd)

Overleven 2

vervolg van gisteren …..

En nu is er volgens Volkskrant Magazine dus ook 2012. Dan is de tijdrekening van de Maya’s uitgeteld. Ik wil niet badinerend doen over mensen die de grote onheilsdag tot op achter de komma kunnen voorspellen, want misschien hebben ze wel gelijk. Ze gedragen zich in elk geval alsof ze gelijk hebben. De voortekenen zijn ook onmiskenbaar. Overstromingen, vulkaanuitbarstingen, bijensterfte, smeltende ijskappen, stijgende zeespiegel, bosbranden, ze dragen alle bij aan de zekerheid van 21 december 2012. Dan zullen de magnetische velden van de aarde ompolen of iets dergelijks. Honderd procent zeker. Noord wordt zuid en omgekeerd. Lijkt me inderdaad geen pretje. Er lijkt me dan zelfs geen redden meer aan. En dat is het gekke. Zij die zeker zijn van die datum zijn ervan overtuigd zichzelf te kunnen redden met blikken erwtjes, pakken bronwater en een Belgisch gasmasker.

Zelf ga ik er nog even van uit dat het allemaal wel zal meevallen. Een beetje googlen levert namelijk ook geruststellende berichten omtrent de fatale datum op. Trouwens, het maakt ook helemaal niets uit waar ik van uitga. Misschien ben ik er voor 21 december 2012 wel al helemaal niet meer. En als het dan onverhoopt toch nog heel erg catastrofaal wordt, laat het dan maar meteen afgelopen zijn. Ik hoef het einde der tijden niet te overleven.

Vandaag schrijf ik ……

En dan kwam vandaag het noodpakket dat we bestelden……. Het kan verkeren …….

Overleven 1

maandag 23 juni 2008 schreef ik …..

Het Nederlands elftal heeft het niet overleefd. Dat is jammer maar ook de loop der dingen. Het brengt weer rust in de tent en er is weer plaats voor deemoed. Even denk je dat het einde der tijden is aangebroken maar vanochtend waren de kraaien rond het huis weer net zo luidruchtig als altijd. De luiken liggen te wachten om nog eens aan de achterkant een laagje verf te krijgen. De zon doet pogingen door de wolken te dringen. We overleven het wel weer.

In de vijftiger jaren zouden de Russen(!) komen. Er waren mensen die speciaal met het oog op een atoomaanval een kelder onder hun huis of in de tuin bouwden. In die kelder een voorraadje. Ook een van mijn ooms en bijbehorende tante vreesden wat te gebeuren stond. In hun kelder stond, achter een gordijn, op een stellingkast het noodzakelijke om te overleven. Ze deden er nogal geheimzinnig over. Toen ik eens – tegen alle regels in – een steelse blik achter het gordijn wierp, bleek een groot deel van de voorraad uit flessen Matheusrosé te bestaan. Het was een van de eerste momenten dat ik zeker wist dat humor en relativeren ook helpen te overleven.

Dan was er nog een oom die zeer gelovig was. En die daar een zeer ernstige vorm van doemdenken aan koppelde. Hij communiceerde veel en intensief met Maria en bezocht streng religieuze bijeenkomsten, geleid door priesters met een rechtstreeks lijntje met de God van de katholieken. Zijn reisbestemmingen waren onder andere Fatima en Lourdes waar de moeder van God zich rechtstreeks tot mensenkinderen had gewend. Let wel, ik schrijf hier met respect over een lieve oom. Op het einde van zijn leven had hij het plan opgevat een landgoed te kopen om daar met gelijkgestemden het einde der tijden, dat inmiddels met rasse schreden naderde, in grote godsvrucht af te wachten. Met het oog op het verdienen van overleving in het hiernamaals. Dat heeft al wat minder met humor en relativeren te maken.

Morgen verder ……

Onbevangen

Deze tekst schreef ik op 19 december 2006. We woonden nog in Venray. Niets daarvan knaagt aan de actualiteit ervan. De baby in de buik van de jonge vrouw wordt over een klein jaar twintig.

Gisteren aan de praat geraakt met een vier maanden zwangere jonge vrouw van drieëndertig jaar. Zwanger van haar eerste kind. Ik vind dat zó laat. Daar hebben we over gepraat. En over dat daar eigenlijk zo weinig over geschreven wordt. Ik denk dat jong kinderen krijgen – en uitzonderingen zijn er natuurlijk altijd – een stuk beter is. Zowel voor de ouders als voor de kinderen. Nu jonge mensen over het algemeen de prioriteit bij gesetteld zijn en carrière leggen en de indruk hebben dat het leven maakbaar is, is de perceptie van een kind – in de traditie van als je maar wilt dan kun je het ook – dat dat ook maakbaar is. In termen van eitje & zaadje is het dat natuurlijk – maar ook helaas niet altijd – waar maar vervolgens houdt het ook wel op. Dat kan bij wijze van spreken alleen nog maar mee- en tegenvallen. Zo’n kind komt namelijk in een materieel en mentaal gespreid ouderlijk bedje en zal dat vervolgens vanuit gezonde nieuwsgierigheid per definitie overhoop gaan halen. Dat is de natuur. De vraag is of die oudere verse ouders daar tegen kunnen. In theorie ongetwijfeld wel want ze hebben zich in de aanloop naar hun kindje heel goed voorbereid. De werkelijkheid is echter bijna altijd aanzienlijk minder mild dan de eigen verwachtingen en mag graag in gevecht met de voorhanden kennis van opgroeien en opvoeden. Als je jonger bent en nog niet zo gesetteld ben je meer plooibaar, is doorgaans het incasseringsvermogen en improvisatietalent nog volop flexibel. Je neemt zaken nog gemakkelijker en leeft meer voor de voet weg. Ook voor een vers kindje lijkt mij dat prettig. Wel op voorwaarde dat die jonge ouders voldoende liefde, veiligheid en regelmaat te bieden hebben. Kortom: kinderen van oudere jonge ouders zullen waarschijnlijk minder relaxt opgroeien dan kinderen van  jonge jonge ouders. En, óók prettig voor de ouders, jonge jonge ouders zullen meer relaxt met hun kinderen omgaan dan oudere jonge ouders. Zelf had ik mijn kinderen in elk geval liever iets vroeger gekregen. Ik was negenentwintig. En bepaald niet onbevangen meer.

Somberen

Niet somberen, niet somberen dacht ik. Ik reed door het bos en dacht vooral dat het einde van de zomer nadert. Nou ja, nadert, nog niet écht maar toch wel een beetje. Altijd tegen het einde van augustus overvalt me het gevoel dat we weer helemaal opnieuw moeten beginnen maar dat dat pas over een half jaar van start kan gaan. En dat duurt nog vreselijk lang. Dit jaar was het gevoel sterker dan ik me herinner. Want wat is het groen al vroeg bezig te verdrogen, vallen de bladeren vroeg en kun je al door de struiken heen kijken. Het deed pijn meidoornhagen vergeeld te zien. De blaadjes verpulveren en verpoederen aan het hout. Kaal gemaaide weiden slaan geel uit zonder dat er glyfosaat aan te pas is gekomen. Het water in de vennen en de vijvers staat zo laag dat de oeverranden uitdijen en uitdijen. Er is geen houden aan, aan de neergang van begroeiing, dit jaar. Ook de majestueuze kastanje tegenover ons huis droogt langzaam maar zeker uit. Nu al. Ik maak dagelijks een foto en dag voor dag is de voortgang van de marteling te zien. En nee, het heeft niets met klimaatverandering te maken. Wacht maar, denk ik dan. De wal zal het schip keren als we het zelf niet doen. Maar toch, niet somberen, niet somberen dacht ik.

Savelsbos

Een eerste versie van deze tekst schreef ik op zondag 8 november 2009 – Meerssen.

Vanochtend weer gewandeld. Van Cadier en Keer naar Gronsveld en terug langs de oostelijke rand van het Savelsbos. We lopen paden waar we nog nooit geweest zijn. Prachtig. We halen een man in en we zeggen goedemorgen. Het is al middag, zegt de man. En: De tijd gaat sneller dan we denken. Ja, zeggen El en ik. Maar tien meter verder denk ik: Gaat de tijd écht sneller dan wij denken? Denken wij langzamer dan de tijd? Het is voor mij een nieuw perspectief op het cliché uit de mond van de man waar wij gedachteloos ja op zeggen. Het lijkt mij niet mogelijk dat wij sneller denken dan de tijd. En evenmin langzamer. Of gaat tijd toch sneller dan wij denken? Wat vind jij?

Belletje

Van oudsher zijn de broodheren van de media hun abonnees, adverteerders en soms doet ook de overheid nog een – stevige – duit in het zakje. Media waren – en zijn vaak – commerciële organisaties met een bepaalde signatuur, in dienst van verslaggeving en de duiding daarvan, doorgaans op basis van opvattingen van de redactie, al dan niet eenmans. In eerste instantie op dragers van papier, later waren ook radio, televisie en internet beschikbaar. Het is een ontwikkeling die zeker teruggaat tot ongeveer 1600. Mijn indruk is dat de bijdrage van adverteerders steeds belangrijker is geworden terwijl bij de consumenten van nieuws de irritatie over al die betaalde boodschappen evenredig toenam en nog steeds toeneemt. Dat is het ultrakorte verhaal over dit aspect van de geschiedenis van de media. Opvallend is nu de trend in de sociale media dat de consument kan betalen voor het niet bestookt worden met reclameboodschappen. Het heeft iets vreemds dat je als consument – en gebruiker – van een social medium betaalt om iets niet te krijgen. Onder het mom van gratis beschikbaar voor consumenten eten die media van twee walletjes. Adverteerders betalen plaatsingen en de consument betaalt voor de afkoop van hun boodschappen. Normaal zou zijn de consument te laten betalen voor het gebruik en dan selecteert wat hij tot zich neemt en wat niet. Terwijl ik dit schrijf realiseer ik me dat de tegenstrijdigheid die ik meen te zien een wat meer doorwrochte studie behoeft. Maak je niet ongerust, ik begin daar niet aan. Dit is meer een voorzichtige poging tot belletje trekken.